zondag 28 juni 2009

Dit was mijn laatste concert, ik zal het gaan missen" (23-06-2009)

Als dirigent Reinier Wakelkamp een fuga van Bach dirigeert, lijkt hij een tovenaar die met zijn snelle handen de elementen wil bezweren. "Ik houd er van mensen uit te dagen het beter te doen dan ze van zichzelf verwachten."

Door Erna Buist

ROSMALEN – Rosmalenaar Reinier Wakelkamp zou graag als dirigent van het koor 'Pur Sang' willen doorgaan, en zijn koor- en orkestleden laten hem met een zwaar hart vertrekken. Waarom houdt een succesvol kunstenaar, in elke vezel doordrenkt met muziek, er mee op?

Bij het afscheidsconcert van Pur Sang in Vught, op zondag 21 juni, flitst hij urenlang onvermoeibaar en soepel op het podium. Verrassend meldt hij dat hij toch al vijfenzeventig jaar wordt. "Ja, ze zeggen vaker dat ik jonger lijk. Maar als je altijd zó naar niveau gestreefd hebt zoals ik, dan wil je niet dat ze onder elkaar gaan zeggen: 'Hij wordt toch wel oud he, hij hoort het allemaal niet meer zo'."

Dan liever op tijd bescheiden terugtreden en terugkijken op een boeiend muzikaal bestaan. "Het is goed zo. Ik kan nog het een en ander aan, heb geen vaste binding meer met een ensemble en dus tijd voor projecten. Ik ben al gevraagd.” Ze willen hem vanwege zijn kwaliteit. "Dat voelt goed, dit is een gezonde situatie."

De muziek is hem als kind met de paplepel ingegoten: zijn ouders, oudste broer Wim, ooms en neven musiceren allemaal, en zelf zingt hij vanaf zijn tiende in het Kathedrale koor in Utrecht. De jonge man wil naar het conservatorium, maar daar steekt zijn vader een stokje voor: er moet eerst een degelijk vak geleerd worden. Zo belandt Wakelkamp op de kweekschool (pabo), en haalt daarna de hoofdakte.

Toch is hij vastbesloten. "Zo gauw de kans schoon was, ben ik naar het conservatorium in Utrecht gegaan", lacht hij. Op zijn negentiende begint hij met viool. "Eigenlijk zou je zeggen: 'Veel te oud'." Met zoiets moet je jong beginnen, maar Wakelkamp ontwikkelt zich tot een goede speler.

Met zijn echtgenote Philien speelt hij in kamerorkest ‘de Camera’. Hij zit ook nog in een strijkkwartet met zijn vrouw en met hun dochter, die ook Philien heet. Zijn vrouw Philien speelt eerste, hij tweede viool. Dochter Philien speelt altviool en zoon Frank is een bekwaam cellist die veel gevraagd is in het barokcircuit.

Muziek is leidende factor in zijn bestaan. In een carrière van ruim vijftig jaar studeert hij onder meer zang bij Harry Geraerts, doceert koordirectie aan het Nederlands Instituut voor Kerkmuziek, het Utrechts Conservatorium, de Kurt Thomas Cursus en de Muziekacademie Kreato in Thorn. Hij krijgt een koninklijke onderscheiding bij zijn afscheid van het Brabants Kamerkoor, dat hij leidt van 1968 tot 1996. Eén koor is hem niet genoeg, in 1978 richt hij het Brabants Barokensemble op. Hij dirigeert jarenlang het Utrechts Kamerkoor Viva la Musica en Renaissancekoor Hortus Musicus.

Wakelkamp heeft zijn sporen verdiend: ontvanger van de mr. Albert Swaneprijs voor zijn verdiensten voor het culturele leven in regio Den Bosch, koninklijk onderscheiden in de Orde van Oranje Nassau, cum laude afgestudeerd in zijn doctoraal kunstgeschiedenis in Nijmegen. Maar er is meer: docenten adviseren hem om kunstschilder en solozanger te worden. In zijn woonkamer hangen door hem gemaakte schilderijen, als stille bewijzen dat hij ook hier getalenteerd is. “Maar voor tekenen en schilderen gun ik mezelf nog steeds te weinig rust en tijd.”

Wat is zijn geheim om zo lang geïnspireerd te blijven door muziek? "Het is niet alleen de muziek. Dirigeren is een overdrachtssituatie, het is goed om te beseffen dat je de mensen met wie je werkt nodig hebt. Het is een wisselwerking, je bouwt samen iets op. Als dat besef er is, is er niet veel mooiers dan samen muziek maken. Als je daar midden in mag staan... het is veel groter dan jezelf."

Hij vertelt hoe het voelt als het publiek in de zaal ademloos luistert, één is met de uitvoerenden. Dat niemand in de zaal kucht of rommelt, en dat de communicatie tussen publiek en musici voelbaar is. "Je ziet dat niet - omdat je als dirigent met je rug naar het publiek staat - maar je vóelt het.” Dat is voor hem een heerlijke ervaring. "De klinkende muziek valt in goede bodem. Het zal menigeen verbazen dit van mij te horen, maar een foutje hier of daar is helemaal niet rampzalig, als de muzikale zeggingskracht maar overtuigend is.”

“Als het je lukt om de mensen er echt bij te betrekken, dát is je taak eigenlijk. Dat heet een flow, geloof ik. Dan raak je in een onuitgesproken contact, dat zo mooi is."

Volgers