zaterdag 4 februari 2017

Stemlokaal


De schaduwnacht
fluistert in
het uur van de Wolf

Zij verzwijgt
de meerderheid

en vlucht door
de achterdeur van
het stemlokaal


zaterdag 22 december 2012

www.schrijvenonline.org
Schrijfdoedel #34 - Het einde

Volgens sommigen eindigt de wereld op 21-12-12. Wij gaan er niet vanuit, maar we zijn wel benieuwd naar jullie ervaringen met deze dag. Een perfecte invalshoek voor deze doedel:

Wat doe jij op de laatste dag van de wereld? Schrijf dit op in verhaalvorm in maximaal 500 woorden.

-----------------------------------------------------------------------------------

Het einde van de wereld op 21 december 2012

Ik geloofde nooit in het einde van de wereld. De spirituele mensen beweerden dat ons aller bewustzijn zou worden verhoogd. Dat leek me aannemelijker en een stuk realistischer.
Wat was ik naief, en velen met mij.

Het begon om 13 uur 's middags. We waren op het werk net klaar met lunchen. Gezellig met z'n allen de laatste werkdag van het jaar vieren in een bosrestaurant. Snert, bier, broodjes, de chef die cadeautjes uitdeelde. Daarna trokken we het bos in voor een wandeling die we aan het eind van de middag met een borrel wilden afsluiten.
Zo ver is het niet gekomen.

In het bos maakten de collega's een hoop gekkigheid. Eentje viel in een bosbeek en we zaten allemaal onder de modder. Net toen de hilariteit een hoogtepunt bereikte, begon het.
Ik durf het haast niet te vertellen. Ik heb trouwens ook niet veel gezien want ik ben gevlucht.
Mijn collega Marjorie begon het eerst te vervagen. Haar benen werden langzaam doorzichtig, ik zag de bladeren op de grond door haar kleding heen. Daarna ging het heel snel. Ze begon te gillen van angst, want ze kon de onderste helft van haar lichaam niet meer zien. Even later was ze slechts nog een mensvormige damp die over de bosgrond wegzweefde. Ze uitte ijle klanken die door merg en been gingen.
Jurriaan, die toch al nooit zo tactisch was, grapte dat ze op een van de Witte Wieven leek. De chef gaf hem een harde dreun, waar ik het wel mee eens was, maar toen begon ook de chef te vervagen. Dat duurde iets langer, want hij was fors gebouwd.
Ik nam niet de moeite om te zien wat er met de rest van mijn team gebeurde, ik vluchtte en keek niet meer om.

Mijn intuitie bleek sterker dan mijn paniek en ik besefte dat ik niet op de aarde moest blijven rondlopen, maar er in moest kruipen. Diep onder de grond zou ik veilig zijn, dat wist ik, zonder te weten hoe ik dat wist.
Ik vond een eeuwenoude eik en groef als een bezetene tussen de wortels. Daar maakte ik een modderige uitholling. Ik kroop er in en bedekte de ingang met een hoop oude bladeren en varens. In de verte hoorde ik de laatste collega's krijsen, maar na een poosje werd het stil. Ik hoorde nog wel vogels fluiten.

Nu zit ik als een gnoom onder de grond, met amper ruimte om me te bewegen. Mijn benen slapen en ik kan mijn ene arm net genoeg in een kramp buigen om dit op te schrijven in het notitieboekje dat ik van de chef gekregen had. Het is hier donker dus ik schrijf op mijn gevoel. Al verwacht ik niet dat er nog mensen bestaan die het zullen lezen. Ik schrijf het gewoon voor mezelf omdat ik niets anders te doen weet - nu ik hier op mijn einde wacht.

Ik durf niet uit mijn holletje te kruipen, want dan wacht mij hetzelfde lot.

zondag 20 mei 2012

De Verrassing

Schrijvenonline.nl: maak een verhaal van maximaal 500 woorden op basis van deze tekst: Een moeder en vader komen thuis met een maaltijd van McDonalds. Hun zoon opent zijn Happy Meal om het speeltje uit te pakken, maar hij vindt iets heel anders…

*

De Verrassing

Diane leunde uit het autoraampje. Ze rekte haar arm en nam de zak Happy Meal aan van de jongen achter het loket van de McDrive. Hij had rood haar en droeg een enorm, knalblauw brilmontuur. ‘Eet smakelijk allemaal’, zei hij knipogend naar Felix, die op de achterbank zat in zijn autostoeltje.
Louis draaide zich om naar zijn zoontje. ‘Ik ben benieuwd wat voor speelgoed hij in je Happy Meal heeft gedaan, Felix. Vast iets heel moois.’
‘Openmaken, openmaken’, dreinde Felix, ‘ik wil het NU hebben!’
‘Even geduld, jongeman, we zijn zo thuis’, zei Diane. Ze gaf gas, draaide de weg op en zette de radio aan. Een smartlap van Jan Smit. Diane en Felix zongen luidkeels mee.
Louis had de zak overgenomen en rommelde er in. ‘Ik ben toch zoooo benieuwd, ik moet even kijken hoor’, zei hij plagend. Stiekem keek hij in het doosje. Felix hoorde geklik en begon te huilen. ‘Van mij, van mij!’
‘Louis, beheers je’, mopperde Diane, ‘Leg terug.’
De radio begon te ruisen en het geluid viel weg.
‘Waar ga je eigenlijk naartoe?’ vroeg Louis plotseling. ‘Je hebt verkeerd gereden. Dit is niet de weg naar ons huis.’ Ongerust keek hij rond. ‘Hoe kan dat nou… het lijkt wel of we in het buitenland zijn. Wat doen die hoge bergen daar in de verte? Er zijn helemaal geen bergen in ons land, en zeker niet met besneeuwde toppen!’
‘Ik snap er niks van’, zei Diane. Haar stem klonk vreemd en trilde een beetje. Ze trapte op de rem. Iedereen stapte uit.
Ze stonden op een slingerend weggetje, amper een pad. Zonder asfalt, met hobbelige keien. Nergens stonden huizen in de buurt. Rondom hen was een golvend landschap, afgewisseld door bossen. Boven hen zweefden twee adelaars en beneden in een dal graasden tientallen antilopen. Een grote bruine beer sloop naderbij onder dekking van dichte doornstruiken, maar de antilopen roken onraad en vluchtten met sierlijke sprongen weg.
‘Daar zijn mensen, hele rare mensen!’ gilde Felix. Hij wees naar een groep bomen. Zijn ouders volgden opgelucht zijn blik.
‘Mooi, dan kunnen we aan hun vragen of…-’ Louis’ stem stokte toen hij beter keek.
Het waren vijf mensen en ze waren klein, breed en gedrongen. Ze hadden behaarde gezichten, platte schedels met dikke wenkbrauwbogen. Ze droegen ruwe dierenvellen en hadden behaarde, kromme benen. Lange speren hadden ze bij zich, en knuppels. Ze staarden onbewogen naar de MacDonaldsfamilie, alleen hun dierenvellen bewogen zacht in de wind.
‘We zijn in een andere tijd beland’, fluisterde Louis.
‘Dat komt door dat speeltje! Het is jouw schuld, je zat er mee te spelen’, zei Diane met een trillende stem.
Felix dook in de auto, pakte de zak en haalde het speeltje er uit. Het was een klein, blikken doosje met enkele openingen en hendels. Louis pakte het ruw van Felix af en las het etiket dat erop zat.
‘Gefeliciteerd, je hebt een tijdmachine gekregen! Bij je volgende bezoek aan McDonalds krijg je het sleuteltje dat er bij hoort.’

woensdag 14 maart 2012

La Dolce Vita (december 2011)

50-woorden schrijfwedstrijd: schrijf in maximaal 50 woorden een verhaal met als thema 'La Dolce Vita'.


Mijn tekst verscheen op de Longlist van Schrijven Magazine / http://www.schrijvenonline.org/schrijfgids/uitgeverij

*

De kots van de barones heb ik snel onder het kleed geveegd en Mylady ligt nu groen van misselijkheid in de pantry. De eerste gasten arriveren. 'De barones laat zich excuseren', lispel ik tegen de premier. 'Ze moest onverwachts naar haar renpaarden in Monte Carlo. Lust u wat zelfgemaakte truffelsalade?'

maandag 11 juli 2011

Het sprookje van het Zwarte Water - geschreven voor Kees Visser en Barbara Toth

Heel lang geleden, toen er nog bijna geen mensen op aarde waren, woonde in een ver land een heks. Ze heette Myrthe. Het was een verblindende schoonheid, met lange rode haren waar ze altijd witte bloemen doorheen vlocht. Myrthe had een lievelingsdier, een eenhoorn.
Op een kwade dag verscheen de boze dwerg Raksas en die sloeg met één slag van zijn zwaard het hoofd van het arme dier af - om vervolgens haaar bloed te drinken. Myrthe was radeloos van verdriet, en tegelijk woedend. Ze begroef het dier liefdevol, en zeven eeuwen lang achtervolgde ze de dwerg door alle landen - maar hij was haar steeds te slim af.

Op een donderdagmorgen ergens in Noord-China had ze echter geluk. Ze betrapte hem toen hij in een riviertje aan het vissen was. De heks fluisterde vanuit een hinderlaag een gevaarlijke spreuk en vuurde met haar arm een bliksemstraal op hem af. De dwerg was overwonnen, voorgoed opgesloten in een massief blok graniet aan de oever van het riviertje.
Myrthe treurde nog steeds om het verlies van haar arme eenhoorn. Eeuwenlang trok ze westwaarts in de hoop daar meer geluk te vinden. Ze belandde na vele omzwervingen in een plaats die nu, vele eeuwen later, Zwartsluis wordt genoemd. Ze vond een vredig plekje aan de oever van een groot meer, en besloot dat dit haar nieuwe thuis was. Ze bouwde een mooie hut en was tevreden.

Vaak zat ze bij haar huisje aan het water en speelde met de golfjes die opspatten in de wind. Elke dag nam ze een bad en zwom dan urenlang speels tussen de vissen. Soms zwierf ze door bossen en velden; ze zorgde voor de bomen en de planten en nam kruiden mee naar haar huisje. Daar brouwde ze haar drankjes om zieke dieren te genezen, en bedacht ze toverspreuken om vijanden te verjagen.
Niet ver daar vandaan was een klein schiereiland, en toen de allereerste mensen daar op een dag verschenen, werd de heks nieuwsgierig. Op haar tenen sloop ze naderbij. Ze bleef verborgen achter de struiken zitten, gluurde tussen het groen door en ontdekte dat de nieuwkomers een nederzetting aan het bouwen waren.
Gaandeweg verrees een klein, knus dorp op het schiereiland. De heks zag er mooi versierde houten huizen verschijnen, in een kring om het dorpsplein. Er heerste vrolijke levendigheid, er werd gelachen, er werden tuintjes aangelegd en er werd vaak feest gevierd met mooie muziek. Myrthe werd steeds nieuwsgieriger.
Op een dag werd ze aangetrokken door de heerlijke geur van versgebakken brood en ze hield het niet meer uit. Toen ze bij de bakkerij aankwam en verlekkerd door de gekleurde ruitjes naar binnen tuurde, werd ze al snel omringd door de verbaasde dorpsbewoners.
Het waren eenvoudige, hardwerkende mensen die nog nooit zo’n mooie dame hadden gezien. De vrouwen vergaapten zich aan haar prachtige gewaad, sommige kinderen voelden voorzichtig aan haar lange rode haren die tot op de grond reikten, en de bakker bood haar met een diepe buiging een versgebakken broodje aan. Hij werd meteen verliefd op haar. Het was een dikke man met woest haar en een reusachtige snor waar altijd meel in bleef zitten.
De dorpelingen wisten niet dat Myrthe een heks was, want ze hadden nog nooit een heks gezien. Maar omdat ze voelden dat er iets ongewoons aan haar was, vermoedden ze dat het misschien een verdwaalde prinses was. Vanaf dat moment werd ze een welkome gast in het dorp en weldra bezochten de mensen graag haar huisje aan het water.
De bakker bracht haar elke ochtend warme broodjes en bleef dan een uurtje gezellig keuvelen. De smid smeedde een houtkacheltje voor haar en de timmerman maakte een fraaie kruidenkast van fijn bewerkte planken met houtsnijwerk. De bard componeerde liedjes voor iedereen, die op dansfeesten ten gehore werden gebracht. De kinderen vlochten bloemen in Myrthe’s rode haar en keken toe hoe de vogels uit haar hand aten. De heks op haar beurt werd al gauw gevraagd voor haar sublieme kruidendrankjes waarmee ze verkoudheden genas.

Op een dag gebeurde er iets vreselijks.
Het was donderdagavond, de zon was al bijna onder en Myrthe zat samen met de dorpelingen op het pleintje rond een kampvuur. Ze hadden net gegeten en juist toen de bard een nieuw lied wilde aanheffen, bewoog er iets in de schemering.
Tussen de bomen door zagen ze het silhouet van een akelig klein gedrocht. Ze konden zijn ogen voelen gloeien in het duister, zodat hun nekharen overeind gingen staan. Met elke stap die de vreemdeling dichterbij zette, werd de sfeer dreigender en toen hij eenmaal zichtbaar werd, viel er een doodse stilte.
Verlicht door het flakkerende vuur stond de lelijkste dwerg die de dorpelingen ooit hadden gezien. Hij had gemene zwarte oogjes, een ruw gezicht en scherpe zwarte tanden. Zijn lijf was bonkig als een rots.
Myrthe schrok zichtbaar toen ze hem herkende, het was de dwerg Raksas.
Het schepsel grijnsde breed, waarbij hij zijn puntige zwarte tanden ontblootte. “Eindelijk heb ik je gevonden, lelijke heks! Je had niet verwacht dat ik je betovering ongedaan kon maken, hè. Eeuwenlang heb ik in die vreselijke rots gevangen gezeten, maar nu kom ik me wreken.”
“Een heks, ben jij een heks?” riepen de dorpsbewoners ontzet en ze deinsden achteruit. De rode wangen van de bakker werden bleek en de bard liet van schrik zijn viool vallen.
“Myrthe, is het waar wat hij zegt, ben je een echte heks?” riep iedereen door elkaar.
Myrthe knikte en boog haar hoofd. Een halve seconde later hief ze echter bliksemsnel haar hand op en fluisterde vreemde woorden om Raksas opnieuw te betoveren. Een bliksemstraal schoot uit, maar de dwerg wist hem met een achteloos handgebaar te blokkeren.
“Nee Myrthe”, krijste hij, “deze keer zal het je niet lukken. Ik heb die jaren in die betoverde rots heel wat geleerd en ik bezit nu meer toverkracht dan jij. Ik kom mijn tol halen… ik wil het kind dat jij in je draagt.” Hij wees met zijn groezelige vinger naar haar buik.
Hij had het goed gezien. Niemand -behalve Myrthe- wist het nog, zelfs de bakker niet, want hij was de vader. Met een kreet van ontzetting sprong Myrthe overeind. “Nooit!” gilde ze, “Nooit zul je mijn kind krijgen. Je hebt die toverkracht uit de magische rots gestolen. Het is mijn eigen magie.” Ze hief opnieuw haar hand op. Maar tevergeefs, Raksas was inderdaad sterker en triomfantelijk deed hij nog een stap naar voren.
Nu stond hij grotesk in het volle licht van het kampvuur. De vonken spoten hoog in de lucht en verdwenen in de donkere hemel. De mensen huiverden en deinsden achteruit. Ze wilden vluchten, maar iets weerhield hen daarvan.
“Je krijgt drie dagen de tijd om na te denken”, gromde Raksas. “In tussentijd neem ik alle dorpsbewoners met me mee. Over drie dagen kom ik terug om je besluit te horen - en als je weigert blijven zij voorgoed bij mij, om voor me te werken onder de aarde.”
Met deze woorden maakte hij een merkwaardige beweging met zijn hand. Het leek alsof of de dorpelingen plotseling aan een onzichtbaar touw vastzaten. Hoe ze ook rukten aan het touw, ze zaten meedogenloos vast aan een magisch koord. De dwerg sleepte zijn slachtoffers mee zonder nog eenmaal om te kijken.
Zo trok een lange stoet mannen, vrouwen en kinderen tegenstribbelend het dorp uit, de donkere nacht in. Radeloos keken ze voor hulp om naar Myrthe; de bakker, de smid, de bard en de timmerman. Oude en jonge mensen sjokten voort, de kleinste kinderen huilend achteraan.
Myrthe stond als versteend en toen ze het laatste kind tussen de bomen zag verdwijnen, rende ze de stoet wanhopig achterna. “Nee, wacht!”
Maar Raksas was al verdwenen met zijn gevangenen, het donkere bos had iedereen opgeslokt.

Drie dagen lang zwierf Myrthe door de bossen, de weilanden en de rietvelden, op zoek naar haar vrienden uit de nederzetting. Ze at niet, ze gaf de dieren geen aandacht meer, ze sliep niet. Dag en nacht bladerde ze in haar toverboeken, om de dwerg te verslaan en de mensen te bevrijden. Maar er was geen spoor van ze terug te vinden. Het leek of ze nooit bestaan hadden.
Myrthe vroeg zich af of ze niet gewoon weg moest gaan, misschien was alles een boze droom geweest. Maar waar ze ook heen zou gaan, overal ter wereld zou het vreselijke lot van de dorpelingen haar elke nacht uit haar slaap halen.

Op de derde dag zat Myrthe timide op het dorpsplein, gedachteloos frummelend aan een achtergelaten speeltje van een van de kinderen. Ze had haar mooie lange haren afgeknipt en droeg een grauw kleed. Het dorp zag er uitgestorven uit, de leegte sneed door haar ziel. Uit de bakkerij kwamen geen heerlijke geuren meer, in de smidse was het kil en aardedonker en de timmerwerkplaats lag er eenzaam en verlaten bij, met slierten spinrag in de deuropening. De gebarsten viool van de bard lag nog steeds naast de koude resten van het kampvuur. Een van de geknapte snaren trilde zachtjes in de wind en bracht een naargeestig geluid voort.
De zon was al bijna onder en gespannen wachtte de heks op de terugkeer van Raksas. Plotseling hoorde ze de eerste stemmen van de terugkerende gevangenen. Het waren geen vrolijke stemmen, er klonk angstig gefluister en de voetstappen klonken zwaar en vermoeid.
Myrthe stond op en liep met opgeheven hoofd naar de groep toe. “Laat ze gaan, je krijgt je zin”, riep ze met een betraand gezicht naar de dwerg.
“Zo mag ik het horen”, grijnsde Raksas, en hij ging languit tegen een boom liggen om te genieten van haar vernedering.
De dorpelingen strompelden intussen uitgeput rond in hun woonplaats. Het was te zien dat ze hadden geleden en zwaar werk hadden moeten doen. Sommigen hinkten of hadden hun arm in een verband. Velen zaten onder de blauwe plekken en het stof, en hun kleren waren gescheurd. Alleen de kinderen leken nog energie te hebben. Ze zongen stiekem spotliedjes over de dwerg, en de bard schreef die snel allemaal op.
De bakker keek Myrthe vragend aan en ze beantwoordde zijn blik met een radeloos gezicht. Haar ogen flitsten even naar de dwerg die triomfantelijk om zich heen keek, en weer keek ze de bakker aan. Ze had zojuist een plan bedacht, en fluisterde in zijn oor: “Zorg dat je een haar van Raksas te pakken krijgt. Bewaar die goed en stop hem in een broodje dat je gaat bakken.”
De bakker, die doodsbang was voor Raksas, schuifelde met lood in zijn schoenen naar hem toe.
“Geachte heer, laat ons ongeboren kind toch gaan. Ik beloof u dat we u zullen overladen met geschenken als u vertrekt en ons met rust laat!” Daarbij boog hij zo diep voorover dat hij zogenaamd struikelde en half over de dwerg heen viel. In de gauwigheid wist hij ongemerkt een smerige haar van diens hoofd te grijpen en weer snel achteruit te springen.
“Duizendmaal excuses voor mijn lompheid, heer”, stamelde hij goed gespeeld, en boog nogmaals bescheiden vanaf een afstandje.
“Maak dat je wegkomt, stinkende krentenweger”, krijste het gedrocht, terwijl hij de bakker nog net tegen zijn schenen kon schoppen. “Het kind is van mij, ik kom het halen als ze zeven jaar is. En zorg er voor dat je haar stevig opvoedt zodat ze hard kan werken. En als die heks over zeven jaar ineens terugkrabbelt, neem ik alle dorpelingen weer mee, en deze keer voorgoed.” Met deze woorden stond hij op en vertrok schaterend.
De bakker hinkte met zijn pijnlijke scheenbeen terug naar Myrthe en liet haar trots de haar zien. Ze legde hem uit hoe hij de haar moest verwerken in een broodje, samen met wat kruiden en speciale paddenstoelen uit het bos. Hij snapte nog steeds niet waar het voor diende, maar deed braaf wat Myrthe hem opdroeg.
Toen het broodje klaar was, had het een rare kleur en het smaakte vreselijk. “Nu komt alles goed”, stelde de heks de dorpelingen gerust. Ze nam met dichtgeknepen ogen nog een dappere hap. Gefascineerd keek iedereen toe, maar het enige wat ze zagen was dat Myrthe’s ogen een beetje raar stonden. Na een paar uur was haar blik echter weer als altijd en het leven hernam langzaam zijn gewone gang.

Zeven maanden later, op een donderdagochtend, kwam het kind ter wereld. Het was een schattig klein meisje, met een mollig buikje, pikzwart haar en grote zwarte ogen die verwonderd om zich heen keken. Haar naam was Drava en ze groeide voorspoedig op.
De bakker was intussen ingetrokken in Myrthe’s huisje en overdag werkte hij in de bakkerij. Zo gauw Drava op haar mollige beentjes kon staan, nam hij haar mee naar zijn werkplaats waar ze met het deeg mocht spelen en er allerlei figuren van boetseerde.
Hoewel Drava een vertederend klein meisje was waar iedereen van hield, had ze toch een paar eigenaardigheden. Als ze niet in de bakkerij speelde, trok de dreumes haar moeder mee naar de oevers van het meer en wees dan verlangend naar het water. Al gauw zwom ze soepel tussen de vissen en had urenlang plezier. Soms bleef ze zelfs hele dagen in het water. Haar lange zwarte haren wuifden als sierlijke waterplanten in de stroming en de vissen zwommen met haar mee.
Het vreemde was vooral dat ze onder water kon ademhalen. Dat was op zich geen wonder; haar moeder was tenslotte een bekwame heks, maar toch vonden de mensen het bijzonder.
Een andere eigenaardigheid was dat ze nooit praatte. Haar gehoor was uitstekend en ze begreep alles wat iedereen tegen haar zei, maar praten deed ze niet. De chirurg uit het dorp onderzocht verschillende keren haar stembanden maar vond nooit een oorzaak. “Het kind is kerngezond”, stelde hij de ouders gerust. “Leer er maar mee te leven.”
Het enige dat Drava wel kon, was neuriën en dat kon ze heel goed. Ze neuriede de hele dag door wonderlijke melodieën bij alles wat ze deed Zelfs onder water bleef ze urenlang neuriën zonder boven te komen. Vaak bleven de mensen aan de oever staan om naar haar te luisteren, en keerden dan met een glazige blik terug in het dorp.

De meeste mensen waren al bijna vergeten wat er zeven jaar eerder was gebeurd, maar op de vooravond van Drava’s zevende verjaardag werd Myrthe wat onrustig. “Maak je geen zorgen”, zei de bakker. “Hij is het vast vergeten, of misschien is hij allang dood.” Hij bakte nog wat lekkernijen, vooral om zijn eigen angst te vergeten.
Myrthe besloot niet af te wachten, al had ze nog steeds vertrouwen in de kracht van dat broodje van toen. De volgende dag legde ze de dorpelingen haar plan uit, en ze riep Drava bij zich. “Lieverd, ik wil dat je je vandaag de hele dag in het water verstopt, en ook de hele avond, tot ik je kom halen”.
Drava slikte de laatste hap verjaardagstaart in, knikte vrolijk en huppelde neuriënd naar het meer. Alle andere dorpskinderen werden voor de zekerheid ook verstopt, in schuilhutten verborgen in de bossen. Veel dorpelingen waren op het laatste moment een eindje de bossen ingevlucht om van een afstandje toe te kijken, maar een handvol van de dappersten bleven.
’s Avonds, toen de zon bijna onder was, dook Raksas op bij het dorpsplein. Hij beende zelfverzekerd naar het kampvuur waar de overgebleven groep dorpelingen sidderend van angst omheen zat. “Waar is mijn kind!” gromde de dwerg duister. Hij keek argwanend rond en zag alleen sombere gezichten.
“Helaas, het is niet gegaan zoals je wilde”, zei de bakker treurig. “Onze dochter Drava is vanochtend verdronken toen ze in het meer viel. Ga nu alsjeblieft weg en laat ons rouwen.”
“Niks daarvan, stelletje lanterfanters! Ik wil haar hebben, dood of levend. Waar is haar graf, dan trek ik haar uit de aarde en neem haar mee. Ze is van mij.”
“Er is geen graf”, snikte Myrthe, “ze is meegevoerd door de stroming.” Iedereen begon weer te snikken en te weeklagen.
“Zwakkelingen, kakkerlakken, reuzelkoppen!” schreeuwde Raksas stampvoetend, “ik ga zelf wel naar het meer toe en tover haar lijk naar boven!” Briesend van woede stormde hij weg, gevolgd door de onthutste dorpelingen. Was Myrthes plan nu toch mislukt? Alleen de heks bleef kalm, hoewel haar hart ongerust klopte.
Aan de oever van het meer keken velen smekend naar Myrthe. “Je bent toch een heks”, sisten sommigen boos in haar oor, “waarom zoek je geen goede toverspreuk om dat monster voorgoed te verslaan?”
“Wacht maar even af”, antwoordde Myrthe, “Drava is een vreemd meisje. Is er hier iemand die haar werkelijk kent?”
De bakker stond naast haar, verscheurd tussen twijfel en hoop. Hij hoopte dat Drava naar de andere kant van het meer was gezwommen en zich daar schuilhield. De bakker was een dappere man. Hij had zich al voorgenomen zichzelf als gijzelaar aan te bieden en voorgoed in dienst van de dwerg te treden, zodat de rest van het dorp vrijuit zou gaan.
Raksas sloeg geen acht op het geroezemoes van de omstanders. Hij haalde een kleine houten fluit uit zijn groezelige jaszak en begon er een sinister wijsje op te spelen. Het heldere water van het meer begon te kolken, woeste golven spoelden over de oever.
Tot ieders ontzetting kwam een klein meisje onder het wateroppervlak aandrijven, vlak langs de oever tussen de wuivende waterplanten. Haar lange zwarte haren waren uitgespreid als een waaier. Ze bewoog zich niet, alleen wiegden haar slappe ledematen heen en weer in de stroming. Haar ogen waren gesloten en haar gezicht was wit als sneeuw.
“Aha! Daar is het lijk”, schreeuwde de dwerg gretig, “dat zal goed smaken in een stoofpotje.” Hij grijnsde al zijn scherpe tanden bloot en stak zijn hand al uit om haar op de kant te sleuren.
Op hetzelfde moment begon het water te trillen, het trilde harder en harder. De omstanders hoorden doordringende klanken alsof er tegen een reuzengrote gong werd geslagen. De lucht trilde met een wonderlijk zoemend geluid dat van diep onder water scheen te komen, en oorverdovend hoger en hoger naar de hemel reikte. Het was Drava.
Op volle sterkte neuriënd opende het kind haar grote zwarte ogen, gaf een krachtige ruk en sleurde Raksas het water in. Met een ijselijke gil verdween de dwerg onder de golven.
Hij spartelde hevig, totdat zijn lichaam eindelijk slap werd. Drava liet hem los en de levenloze dwerg dreef snel weg in de stroming. Het meisje keek hem een poosje verwonderd na, schudde toen haar hoofd en stapte kalm en druipend op de oever. Ze geeuwde en rekte zich lekker uit.
“Hè hè, ik heb zo heerlijk geslapen en zo mooi gedroomd! Maar wie was die nare man die mij wakker probeerde te maken, mama?” vroeg ze, terwijl ze haar lange haren uitschudde.
“Kun jij praten?” riep iedereen verrukt.
“Ja, waarom niet?” was Drava’s wedervraag, “ik kan best praten, maar ik neurie gewoon liever. Dat mag toch wel?”
Haar ouders omhelsden haar. “Je mag alles doen wat je wilt, lieverd”, antwoordde de bakker terwijl hij een traan wegpinkte. Op dat moment klonk vanuit het water een aanzwellend gebrul. Het meer kolkte opnieuw woest, en tot ieders verbazing werd het eens zo heldere water helemaal zwart.
“Dan is Raksas voorgoed verdwenen”, mompelde Myrthe. “Dit is zijn tragische erfenis. Hij heeft zijn gestolen magie uit die rots achtergelaten; ik verwacht dat het absoluut geen kwaad kan.”
Ze stak haar hand in het water en proefde ervan. Iedereen keek angstig toe.
“Hmm, het smaakt heerlijk” giechelde Myrthe, “er zit nog genoeg toverkracht in. Dat kunnen we allemaal gebruiken, er zijn immers nog meer kwade wezens in de wereld!”

Terwijl ’s avonds iedereen feest vierde en danste op het dorpsplein, nam de bakker Myrthe even apart. “Wat zat er nou eigenlijk in dat broodje zeven jaar geleden, schat? Ik heb vaag het gevoel dat het iets te maken heeft met Drava en met wat er vanavond gebeurde.”
“Dat heeft er alles mee te maken”, grijnsde Myrthe, “zoiets had ik eigenlijk min of meer verwacht. Ik vraag me wel af welke vreemde eigenschappen onze dochter nog meer bezit.”
“Als dat broodje niet zo smerig had gesmaakt, zou ik er ook wel eens een willen proberen”, peinsde de bakker hardop, terwijl hij dromerig in de verte staarde. “Gewoon, om te kijken wat er gebeurt, weet je wel.”
“O, dat kan hoor”, lachte Myrthe. “Je moet er alleen niet zo’n afzichtelijke haar in stoppen, alleen maar die kruiden en paddenstoelen. Smaakt stukken beter.”
“Dat ga ik dan snel proberen”, zei de bakker. Hij begon het steeds leuker te vinden om met een heks getrouwd te zijn.
De volgende dag bakte hij voor het hele dorp knapperige, heerlijk ruikende broodjes met kruiden en die speciale bospaddenstoelen. Ze smaakten zo verrukkelijk dat de bewoners na een tijdje niets anders meer aten. Sindsdien gebeurden er in de omgeving vaak wonderlijke dingen en er werden bijzondere kinderen geboren.

Dit is allemaal al heel lang geleden, het dorpje van toen is er al vele eeuwen niet meer en waar de toenmalige bewoners zijn gebleven, dat weet niemand. Maar bij zonsondergang kun je nog steeds, als je heel stil luistert, af en toe een betoverende stem horen neuriën, in de trillende diepte van het zwarte water…

zaterdag 20 november 2010

Wervelwind heet CCC

foto Erna Buist - Jacky Goossens op het CCC-kantoor

Wervelwind heet CCC

Er waait een vriendelijke wervelwind door de stad die organisaties, ideeën en creativiteit bij elkaar brengt. Die wind heet ‘City Change Center’ (CCC) en wil de leefbaarheid in Den Bosch vergroten. Het CCC wil alle mensen die met hele goede ideeën rondlopen, net even dat extra duwtje geven waardoor hun plannen werkelijkheid worden.

“Wij proberen, samen met anderen, van onderaf dingen voor elkaar te krijgen”

Door Erna Buist
's-HERTOGENBOSCH - Misschien is de naam CCC nog niet bij iedereen bekend, toch hebben veel Bosschenaren er al mee te maken gehad. Zo hebben in de Gestelse Buurt 300 bewoners mee kunnen praten over wat ze wilden in hun buurt. Daar zijn diverse plannen uitgerold. Ook over Boschveld startte een Breed Overleg, met diverse resultaten zoals het tegenhouden van de sloop van waardevolle oude panden en ideevorming over de toekomst van Boschveld/Waterkwartier.
Jacky Goossens, directeur van CCC: “Wij proberen, samen met anderen, van onderaf dingen voor elkaar te krijgen. Te luisteren naar ‘wat wil die stad, wat willen de mensen in de wijken’.” Goossens benadrukt dat het CCC geen politieke kleur heeft. “Wij zijn onafhankelijk, neutraal terrein. We zijn er voor het belang van de mensen in de wijk, om de dromen van die mensen als het enigszins kan een stukje waar te maken.”
Zo kreeg het CCC diverse partijen bij elkaar om de interculturele verschillen bij Bossche voetbalverenigingen gezamenlijk op te lossen. “We proberen met het ‘Voetbalplatform’ voor elkaar te krijgen dat mensen naar elkaar luisteren en samen oplossingen zoeken. Iedereen is het er over eens dat je de voetbalverenigingen hierin niet alleen kunt laten staan.”

Cultureel jongerencentrum
Een ander voorbeeld is het cultureel jongerencentrum, een plan dat door jongeren in samenwerking met diverse Bossche organisaties aan de CCC-tafel is ontstaan. “Eind vorig jaar hadden we de opzet klaar. Nu ligt het plan bij de gemeenteraad.” Goossens is heel enthousiast over het project: “Ik kom jongeren tegen die zo creatief zijn, zo slim, zo daadkrachtig en wijs. Dat is fantastisch, daar kan ik echt van genieten. Van mij zouden jongeren nog meer aan zet mogen komen.”
Op 2 november organiseert het CCC samen met ‘Basta!’ voor de tweede keer de ‘Dag van de Dialoog’, op verschillende plekken in de stad. Het doel hiervan is te stimuleren dat mensen met verschillende culturele achtergronden meer begrip krijgen voor elkaars standpunten en ideeën, door met elkaar in dialoog te gaan. “We hopen dit jaar op 50 dialoogtafels met pakweg 8 deelnemers per tafel. Terwijl samen wordt gegeten, krijgt onder leiding van een gespreksleider de dialoog vorm. ” Wie mee wil doen kan zich aanmelden bij het CCC.
Het CCC werkt samen met tientallen Bossche organisaties, ‘kernpartners’. Om even een greep te doen: bewonersverenigingen, culturele en cultuurhistorische instellingen, het onderwijs, welzijnsinstellingen, woningbouwcorporaties, de overheid, het bedrijfsleven, architectenbureaus en nog veel meer.

Samenwerkingsverbanden
“Onze kernpartners leveren allemaal een bijdrage. Dat kan om geld gaan, maar ook door een locatie of materiaal beschikbaar te stellen, of door op andere manieren te helpen.” Het CCC wil dat deze organisaties elkaar steeds meer op gaan zoeken, dat ieder over zijn eigen grenzen heen gaat kijken en bewust gaat samenwerken. “De kunst is te kunnen zien waar je eigen kracht ophoudt en de kracht van een ander begint.” Het eigenlijke doel is dat het CCC zichzelf door al die samenwerkingsverbanden in de toekomst overbodig maakt.
De Bossche architect Aart Wijnen is de inspirator en grondlegger van het CCC. “Zijn droom is een leefbare stad, een stukje paradijs op aarde, gedragen door de mensen zelf. Zo hebben tijdens ‘Creatieve Piramides’ honderden Bosschenaren meegedacht over wat er met de Zuid-Willemsvaart moest gebeuren. Dit heeft een schatkist aan ideeën opgeleverd.” Het positieve en sprankelende gevolg hiervan was de oprichting van het City Change Center.

www.cccs-hertogenbosch.nl

Dit artikel is gepubliceerd op 15 oktober 2010 in het 40-jarig jubileummagazine van het Stadsblad 's-Hertogenbosch (dé Weekkrant.nl)

Met helikopter naar de stad
















Foto links: v.l.n.r. achter: Luc, Pol, Daphne, Floor, Nina, Bo en Joy. Voor: Hasret, Yana, Hannah, Laura en Britt.
Foto rechts: v.l.n.r. achter: Shaline, Job, Lennart, Yannick, Floor en Peter Paul. Midden: Juul, Savannah, Robin en Sietske. Voor: Bibi, Mick en Martijn - foto's door Erna Buist


Dromen over de toekomst
Met helikopter naar de stad

Hoe ziet onze stad er over 40 jaar uit? Het Stadsblad heeft het gevraagd aan kinderen van groep 8 van basisschool Aquamarijn in de Waalstraat in Den Bosch. Droom mee met de 27 leerlingen over het jaar 2050.

Door Erna Buist
’s-HERTOGENBOSCH - Hoe zullen de scholen er in de toekomst uit zien? Yana van Limpt en de zusjes Bo en Bibi Disco denken dat er touchscreen tafelbladen komen. Laura de Rooij en Pol Timmer willen voor iedereen een eigen laptop en Pol voorspelt het einde van het ouderwetse schoolbord. Robin Leermans ziet de scholen het liefst groen geverfd: “Dat vind ik mooier dan onze school.”
Britt Damen, Luc Coenen en Daphne Houkes willen grote I-pads en Thijs Boeren verwacht dat computers op spraak zullen werken: “Dan hoef je niet meer te typen.” Hasret Cicekdemir gaat een stapje verder: “Onderwijs krijg je via hologrammen.” Mick van Houten wil voetbalkooien op de schoolpleinen.
Over vervoersmiddelen hebben ze veel nagedacht. Savannah Batens verwacht scooters die kunnen vliegen. “Met een helikopter naar het centrum”, mijmert Lennart Smit. Bo: “Auto’s mogen alleen onder schooltijd rijden, na schooltijd niet meer want dan willen de kinderen naar buiten. Het is alleen wel ingewikkeld om dat goed te regelen.”

Shaline van Valkenburg heeft genoeg van hard rijdende scooters en verlangt meer veilige speelplekken. Tanisha Pronk gelooft dat auto’s water als brandstof zullen gebruiken en Thijs voorziet zelfdenkende auto’s: “Ze rijden achter elkaar, aangestuurd in het wegdek. Politie is niet meer nodig want boeven kunnen dan niet meer vluchten met auto’s.” Pol ziet auto’s het liefst onder de grond rijden en Hasret verwacht dat auto’s in 2050 kunnen zweven.
Van Floor Smeets mogen alleen fietsers en voetgangers in het centrum en Juul Snijder denkt dat er meer treinen komen. Joy Breukers: “We gaan minder fietsen, er komen meer auto’s want de mensen worden luier.” Peter Paul Heering wil overal rode fietspaden. Mick droomt over brommers met speciale wielen die je kunt kantelen zodat ze plat liggen. “Dan kunnen ze als hovercrafts over het water.”
Thijs: “De rivieren worden grote betonnen bakken met rechte wanden zodat er nooit meer overstromingen komen. Eronder komen ondergrondse wegen voor auto’s. Hasret wil grote bruggen over de zeeën waar treinen over rijden, en tunnels onder de zee waar auto’s doorheen kunnen.
Natuur en het milieu krijgen ook aandacht van de leerlingen. Joy vindt dat de waterplassen moeten worden schoongemaakt: “Er zitten dode vissen in.” Bo wil meer speelruimte voor honden en voor kinderen. Nina van Lent: “Alles gaat op zonne-energie en er is geen vervuiling.” Britt hoopt dat alles milieu- en kindvriendelijker wordt.

Hasret verwacht meer milieuvervuiling. Joy: “Er komen minder bomen, want er is hout voor papier nodig. Er komt minder natuur. Wel komen er meer insecten uit het buitenland maar die gaan hier dood omdat er minder natuur is.”
Tanisha: “We gaan meer recyclen voor hergebruik.” Floor Lubeck verwacht dat de mensen meer gaan nadenken over hoe het beter kan: “Ze maken betere afspraken en die komen ze ook na.” Juul wil meer speeltuinen voor de kinderen. Hannah van Heerbeek: “Er is minder rotzooi op straten en pleinen.” Yana wil schonere straten zonder kauwgom en Floor Smeets wil grote parken, zodat de kinderen veilig kunnen spelen.

Hoe moet het stadsgezicht er uit zien? Lennart: “De stad wordt mooi met veel mooie winkels. Kapotte gebouwen worden vernieuwd.” Nina en Joy denken dat alle gebouwen hoger worden. Joy: “Net als de Twin Towers.”
Sietske Verhoeven denkt dat Den Bosch op New York gaat lijken, met hoge flatgebouwen. Floor Smeets wil geen saaie flatwijken en Mick bekijkt het praktisch: “Bovenop flatgebouwen komen sportvelden met hekken eromheen.”
Peter Paul en Yana willen meer winkelruimte. Yana: “De pleinen zijn moderner. Er moeten meer beroepsopleidingen komen en een modeacademie.” Hannah wil nieuwe, grotere betaalbare huizen. Hasret: “De steden moeten we in de toekomst onder de grond gaan bouwen, als verschillende kleine dorpjes.”
Joy: “De Sint Jan moet worden afgemaakt, het is geen gezicht al die steigers.” Yannick van der Heijden wil meer winkels. “De Muzerije wordt in de toekomst nog groter, ik zit er nu op drummen.” Martijn wil liever in Amsterdam wonen: “Vanwege Ajax en ook omdat ik Amsterdam mooier vind dan Den Bosch.”
Pol wil beweging in gebouwen: de daken kunnen open en in torens komen grote woonkoepels die onafhankelijk van elkaar rond de toren kunnen draaien, “zodat je zelf je uitzicht kunt kiezen. En kunstwerken bewegen veel meer dan nu, elektronisch aangestuurd, met vonken. Stille schilderijen worden verleden tijd, alle kunst gaat bewegen.”

Luc heeft ook ideeën over kunst: “Die maak je in driedimensionale hologrammen. Zo kun je de Put op de markt herstellen, iedereen kan hem aan alle kanten zien terwijl hij er niet echt staat. Zulke kunst neemt minder ruimte in.” Kunst mag van hem ook op touchpads gemaakt worden,“alleen kun je er dan geen geld meer mee verdienen, omdat er geen echt origineel meer bestaat.”
Vrije tijd en sport zijn ook geliefde onderwerpen. Pol droomt van ruimtevakanties: “ In 2050 kan dat al voor € 299,99.” Yana wil een keer per jaar een fashion-week. Peter Paul wil betere voetbalvelden met hoge hekken, “zodat je niet steeds de bal hoeft te zoeken. Er komen bordjes bij voetbalvelden: ‘hier je hond niet uitlaten’.”
Lennart verlangt een mooier stadion, Martijn meer voetbalvelden en Sietske wil robots die voor je werken: “Dan hoef je zelf niet zoveel te doen.” Yannick wil een grotere HipHop in Duketown en het EiffelTowerstadion moet mooier worden. “En ik wil meer basketbalvelden.”
Gaan we anders met elkaar om in de toekomst? Pol: ”Ik denk dat de misdaad erger wordt, maar dan via computers en door hackers.” Joy verwacht dat de mensen luier worden en Thijs denkt dat de grenzen tussen landen vager worden en steeds minder nut hebben.

Floor Lubeck: Er komt meer vrijheid, minder regels.” Pol verwacht dat overleden mensen de ruimte in worden geschoten en in hun grafkist blijven rondzweven in het heelal.
Hoe denken de leerlingen over hun eigen toekomst? Yana kiest voor een draaiend huis op een rotonde, “maar wel met een grote tuin.” Nina wil modeontwerpster worden en in een mooi huis in de lucht wonen.
Bo wil later naar Afrika, om daar kinderen te helpen. “Dan kom ik terug en vertel in ons land een geïnspireerd verhaal over wat daar gebeurt, daar wil ik ook boeken over schrijven.”

Tanisha wil werken met bedreigde diersoorten en wereldreizen maken. “Na mijn carrière wil ik op een boerderij wonen met veel dieren om me heen.” Britt wil in haar werk creatief zijn als nagelstyliste, modeontwerpster en kapster.
Ook Laura wil modeontwerpster worden: “Dan wil ik een grote winkel in de stad.” Pol wil in verschillende huizen wonen in verschillende steden, voor de afwisseling. “Ook een huis in een koepel onder water, en een op het platteland.”
Hannah wil later zelf kinderen en ze wil werken in de kinderopvang met kleine kinderen. Martijn wil autohandelaar worden en Bibi wil thuiswerken als dierenmasseur: “Daarvoor hoef ik niet zo’n groot huis maar wel een grote tuin.”
Job wil gitarist worden in een band en hij wil een eigen studio. Hij ziet het al levendig voor zich: “Die moet helemaal rood worden, met een grote kamer, een paneel achter glas en een opnameruimte.”


Dit artikel is gepubliceerd op 15 oktober 2010 in het 40-jarig jubileummagazine van het Stadsblad 's-Hertogenbosch (dé Weekkrant.nl)

Volgers